Referenties :
1. Peter MATTHEWS ,
International sports records and results 1998 / 9 .
Uitgeverij The Stationery Office, London, 1998.
498 p. ; tab. , reg. ;
ISBN 0 – 11 – 702248 – 9 ; £ 15 / 25 €
2. Hans Joachim TEICHLER , Klaus Reinartz, Anke Delow e.a. ,
Das Leistungssportsystem der DDR in den 80er Jahren und im Prozess der Wende.
Uitg. Verlag Karl Hofmann, Schorndorf, 1999.
624 p. ; tab. , schema’s , afk. , lit. , reg.
ISBN 3 – 7780 – 8961 – 7 ; 26 € .
3. Enzyklopädie der DDR.
Personen, Institutionen und Strukturen in Politik, Wirtschaft, Justiz, Wissenschaft und Kultur.
Uitg. Directmedia, Berlin , 2.000.
14.000 p. ; schema’s, statistieken, afb. , reg.
ISBN 3 – 932544 – 44 – 7 ; 51 €.
De DDR : sportieve en andere prestaties .
Aan de Deutsche Demokratische Republik was geen lang leven gegund. Ze ontstond na de 2° W.O., officieel in 1949, in het oostelijk deel van Duitsland, dat door de Sovjet-Unie bevrijd en bezet was en dat altijd minder rijk was dan het meer geïndustrialiseerde westen.
Het was een uniek, maar kortstondig communistisch experiment , een felle reactie op het verslagen nazisme en een kunstmatig product van de Koude Oorlog. Ze bestond bij de gratie van de grote broer in Moskou.
Toen Gorbatsjov na de officiële 40° verjaardag in oktober 1989 de noodzaak er niet meer van inzag, het westerse gevaar als verleden tijd beschouwde en de inwoners de kans gunde om in vrijheid en zonder Muur over hun verder lot te beslissen, opteerde een meerderheid voor het westerse liberalisme en kapitalisme. Het land liep nadien zelfs verder leeg, hoewel alle consumptiegoederen naar ginds kwamen.
Wereldwijd genoot de DDR vooral aanzien en respect door zijn indrukwekkende sportprestaties. Pas in 1968 lieten de Westerse landen Oost-Duitsland toe tot de Spelen ( en ze erkenden het pas in 1973/1974). Het kon dus maar 20 jaar deelnemen. Geen enkel land van die geringe omvang ( 16 miljoen inwoners) haalde in zo’n korte periode zoveel edel metaal op O.S. , E.K. en W.K.
Enkele cijfers ter illustratie : op de Olympische Zomerspelen van 1968 tot 1988 haalde men 153 x goud, 130 x zilver , 127 x brons of in totaal 410 medailles, goed voor een 7° plaats in het landenklassement van 1896 tot 1988( P. Matthews ). De landen vóór hen waren al veel langer in de running, behalve de SU die pas sinds 1956 meededen.
En dan had de DDR ze nog de grote pech dat ze van hun bazen in Moskou niet naar de spelen van Los Angeles ( 1984) mochten, omdat de USA de spelen van Moskou ( 1980 ) had geboycot, wegens de Russische aanwezigheid in Afghanistan, waar de Amerikanen op hun beurt in 2001 binnenvielen. Waldemar Cierpinski, marathonwinnaar in 1976 ( 2 u 09 ‘ 55” ) en 1980 ( 2 u 11’ 03” ), zat voor zijn TV te huilen, toen Carlos Lopez de wedstrijd in Los Angeles won ( 2 u 09 ‘ 21 “ ). Hij was niet de enige diepongelukkige.
Op de Winterspelen haalden ze 110 medailles. In 1988 stonden ze met die 110 op de 6° plaats in het landenklassement , maar hun voorgangers waren al bezig sinds 1924
In atletiek, het koninginnenummer , haalden ze 124 medailles : 14 gouden + 19 zilveren + 14 bronzen of 38 % met hun mannen, 25 + 28 + 24 of 62 met hun vrouwen. Met die 124 stonden ze op de 4° plaats , na USA , SU en V.K.
Overal en zeker in het grote buurland West- Duitsland keek men met bewondering, afgunst en argwaan naar die fenomenale uitslagen. Meteen na de Wende of val van de Muur in
1989 – 1990 , bleek dat allerlei dopingtechnieken zeker een rol hadden gespeeld. Maar zoals gewoonlijk, verklaart doping lang niet alles en maakt het van een trekpaard ook geen renpaard. En het was helaas ook geen privilege van de DDR.
Teichler, Reinartz e.a ( 2 ) gingen op zoek naar de verklaringen waarom de kleine DDR zo groot was in sport of in bepaalde sporttakken en waarom ze dezelfde successen niet haalden in wetenschap , economie en andere domeinen.
Teichler ( °1946 ) en Reinartz ( °1958 ) studeerden sportwetenschap in resp. Bonn en Münster , maar zijn sinds 1994 / 96 professor aan de universiteit van Potsdam, in het hartje van de vroegere DDR dus . Anke Delow ( °1965 ) promoveerde in Jena op biografische interviews met DDR-atleten en maakte ook een studie over de rol van de sportverenigingen in de DDR.
Andere medewerkers zoals Klaus Haffner , Detlef Krüger en Ulrich Wille waren Oost-Duitse sportleraren en actief in de opleiding van de DDR-jeugd.
In deel I onderzoekt men de rol van de communistische partij ( SED ) bij de organisatie van de sport en de politieke en pedagogische bedoelingen die de partij daarbij had. Deze waren wel zeer politiek gekleurd : “trouw aan de arbeiders en boeren, haat tegen de vijanden, de militaristen en de imperialisten”.
Atleten van de westerse landen en m.n. van de BRD werden voorgesteld als “politiek en mentaal gemanipuleerde dopinggebruikers” ( p. 32 – 33). De pot verweet de ketel dus dat hij zwart zag.
Op grond van de kostprijs besloot de partij tot een tweedeling in de sport. Hoewel de DDR met onbetrouwbare statistieken beweerde tot de toptien van de economisch sterkste landen te horen( p. 84), werden sommige sporttakken of disciplines bewust verwaarloosd wegens te duur : tennis, paardensport , gehandicaptensport ( 72).
Opmerkelijk is ook met hoe weinig middelen men soms moest presteren : basketschoenen uit China hadden maximaal maat 45 en de reservespelers moesten de schoenen van de vaste kern overnemen zodra ze op het veld kwamen ( 74); basketballen uit Bulgarije waren van zeer slechte kwaliteit ( 74).
Waarom de DDR niet deelnam aan een goedkope schaakolympiade ( 84 ) , is niet duidelijk : ook de schakers waren partijleden en schaken werd beschouwd als “Geistesschulung” en “ nuttig in de strijd tegen het kapitalisme” ( 84).
Deel II legt uit hoe de sport georganiseerd was , van boven tot onder : een centrale bond, trainingscentra, topsportscholen voor kinderen en jongeren, sportclubs, wetenschappelijke centra voor opleiding van trainers. De informatie over de training zelf blijft te vaag en abstract. Het grotere aantal damesmedailles schrijven de auteurs toe aan het sterkere effect van anabolica op vrouwen. Een andere verklaring is o.i. dat vrouwen soms gewilliger zijn in het opvolgen van harde trainingsvoorschriften. Denk maar aan de Chinese atletes.
Met die sportscholen zat het Oostblok decennia voor op ons. Ook bekende politici bemoeiden zich ermee: Margot Honecker, Egon Krenz etc ( 168, 186). Naast de 25 sportscholen met ca. 10.000 leerlingen, waren er ook gespecialiseerde instituten voor wiskunde, natuurkunde, techniek, Russisch, muziek, dans ( 185). Maar de internationale faam hiervan reikte dan toch minder ver.
Deel III handelt over de rol van de staat : behalve de partij, hield het staatssecretariaat voor lichaamscultuur en sport zich ook nog eens bezig met de competitiesporters. Belangrijke afdelingen waren de sportmedische dienst ( 339-342) en de sporthogeschool ( 342 – 344).
Deel IV belicht de taken en regels die de sportpers van bovenaf toebedeeld of opgelegd kreeg. De overheid omschreef precies wat de pers moest doen of laten en op welk moment ze iets bekend mocht maken. Het was verboden trainingsschema’s of methodes te publiceren , want de buitenlandse concurrenten konden ze dan ook benutten ( 392). Een interview met een atlete mocht pas gepubliceerd worden na censuur ( bv. p. 397 : Marita Koch).
Deel V is het kortste : het gaat over de ommekeer of ondergang in 1989 – 1990 en over de dopingdiscussie die toen oplaaide.
Ook voor doping had men niet genoeg geld : de middelen moesten goedkoop zijn, de risico’s voor de gezondheid en meer bepaald voor de lever nam men er op de koop wel bij (579 – 587, 597). Er zijn ook brieven afgedrukt van artsen , gericht aan de minister-president, waarin ze wijzen op de gevaren van doping, maar met hun waarschuwingen werd geen rekening gehouden. Populair was Oral-Turinabol, een anabool steroïde, waardoor jonge meisjes er mannelijker gingen uitzien. Hierop moet ik zeggen dat topsprintsters zoals Marlies Göhr, Bärbel Wöckel, Heike Drechsler, Marita Koch, Grit Breuer even elegant waren als hun westerse collega’s. En in het westen loopt en rijdt helaas ook niet iedereen even zuiver als destijds Vincent Rousseau en William Van Dijck of Kim Gevaert en Tom Boonen.
In zijn conclusies is Teichler genuanceerder en milder. Hij schrijft de DDR-successen toe aan een veelheid van factoren, zoals daar waren : hoge maatschappelijke waardering , m.i. nog meer van de kant van de leiding ( Honecker en co ) dan vanwege de massa , die soms wat jaloers was op hun voorrechten; de medailleoogst in Seoel ( 1988) leidde zelfs tot een gezamenlijk communiqué van Honecker en “kameraad” Gorbatsjov ( 603), waarin ze de 161 medailles van SU en DDR vergeleken met de 83 van USA en BRD en de 258 van de communistische landen met de 199 van de veel talrijkere kapitalistische landen . Ze zagen daarin een bewijs van de superioriteit van het communisme t.o.v. het kapitalisme.
Verdere verklaringen waren de vroege selectie voor topsportscholen met internaten, die er al waren sinds het einde van de jaren ’50 ; de medewerking van de ouders, die trots waren op de selectie van hun kinderen en ook mee profiteerden van de voordelen ; de ca. 1750 goed uitgebouwde trainingscentra ; de inzet van wetenschap en techniek ( micro-elektronica) ; de strak georganiseerde begeleiding ; de harde training, toegespitst op een beperkt aantal topevenementen ; niet teveel competitie ; stages in het buitenland ; sterke motivatie bij trainers en atleten ; men stond op de loonlijst van een bedrijf, maar in feite had men een statuut van betaald topsporter , al vanaf 1952 ; beloningen die ons weinig aanspreken, maar die in het Oostblok voorbehouden waren aan de “nomenclatura” of de bevoorrechten : reizen naar het buitenland, iets mooiere woningen, een westerse auto, goederen die anderen nergens vonden .
Ons eindoordeel dan : het is een bijzonder grondige studie, rijk aan betrouwbaar archiefmateriaal . De kopies van authentieke documenten zijn leerrijk, maar tegelijk saai door hun partijretoriek en monotoon door hun prehistorisch lettertype . De auteurs spitsen zich teveel toe op de politieke organisatie , de structuren en te weinig op de sporters zelf. Van de persoonlijke interviews die Anke Delow afnam, is hier helaas niets te bespeuren. Een gemiste kans. En je merkt ook niet meteen dat bij de schrijvers twee leraren van de voormalige sportscholen zitten. Over trainingsschema’s en methodes lees je niets concreets; we krijgen dus niet de kans om Cierpinski na te volgen.
De massasport komt evenmin aan bod, maar we hebben zelf bij onze veelvuldige bezoeken aan de DDR destijds ginds ook weinig joggings of stratenlopen gezien : ze waren er minder populair dan hier. En de kledij en de schoenen van de gewone lopers met wie we trainen, waren van lamentabele kwaliteit. De auteurs geven ook geen verklaring voor de mindere successen in techniek, wetenschap, muziek en andere domeinen waarvoor toch ook gespecialiseerde scholen bestonden.
Ze zien ook te weinig de positieve kanten van het systeem, dat er toch in slaagde veel mensen te motiveren voor zware lichamelijke inspanningen. Dat systeem en die infrastructuur zijn nu helaas weggevaagd. Gevolg : de ex-DDR of de “nieuwe bondslanden” leverden maar weinig nieuwe topsporters, uitgezonderd Jan Ulrich (bij momenten), Erik Zabel, Andreas Klöden en enkele anderen.
Over naar de elektronische encyclopedie ( 3 ). Deze Cd-rom maakt deel uit van de fameuze digitale bibliotheek, gericht op “mensen die toch nog boeken lezen”.
Het is een samenvoeging van drie West-Duitse standaardwerken over de DDR :
Andreas Herbst e.a. , So funktionierte die DDR. Lexikon der Organisationen und Institutionen. Uitg. Rowohlt, 1994 ; 58,80 DM / 30,15 € ;
b)Bundesministerium für innerdeutsche Beziehungen : DDR-Handbuch. 1985³. Prijs : ?
c)Gabriel Baumgartner e.a. , Biographisches Handbuch der SBZ / DDR 1945 – 1990.
Uitg. K. Saur, 1996 ; 498 DM / 254,73 € !
Samen zijn ze goed voor 14.000 pagina’s en kosten ze ca. 700 DM / 358 € !
Ongeveer alle aspecten, instellingen en bekende personen van het “andere Duitsland” komen aan bod : politiek, economie, recht, maatschappij, wetenschap, cultuur ,literatuur, pers , toneel, sport , staatsinstellingen, partijafdelingen, massaorganisaties, verenigingen, politieke en kerkelijke oppositie.
Het biografisch deel , dat wegens zijn hoge kostprijs enkel in bibliotheken aanwezig was, bevat 6.000 items en portretteert ruim 4.500 personen die tijdens de periode 1945 – 1990 een rol vervulden in bovengenoemde sectoren.
De Cd-rom is bedoeld voor krantenlezers, leraren geschiedenis, studenten ( voor wie de boeken te duur zijn ), journalisten, politicologen, sociologen, juristen, taalkundigen ( voor het specifieke DDR-jargon).
Het is en zeer betaalbaar en plaatsbesparend middel om personen en gebeurtenissen uit de DDR-geschiedenis op te sporen. Hoewel ik meer van boeken houd, moet ik toegeven dat de installatie van de Cd-rom en het zoekwerk vrij vlot verlopen.
Toch een paar aanmerkingen : de biografieën zijn erg kort ; bij Olympische kampioenen staan niet eens hun tijden ( Cierpinski) of prestaties in het verspringen ( Heike Drechsler ) vermeld . Politici, historici etc. zijn goed vertegenwoordigd, topsporters slecht : geen Marlies Göhr, Marita Koch, Katrin Krabbe. Bij de tweede editie mogen ze hier iets aan bijschaven.
Jef Abbeel 01.08.07.